Bernadette

Het verhaal van Bernadette

Een arme familie tussen de armen
Lourdes is een stadje aan de voet van de Pyreneeën.
Van in de middeleeuwen werd het gedomineerd door zijn vesting, symbool van de wereldlijke macht.
Midden de 19° eeuw telde Lourdes 4135 inwoners.

Oostelijk van de stad, aan de oever van het riviertje de Lapaca, draaien vijf graanmolens.
De molen van Boly wordt In 1841 door het onheil getroffen.
Molenaar Justin Castérot overlijdt en laat zijn weduwe Claire alleen achter met vier dochters en een zoon.
Er moet een sterke man gevonden worden, die de zaak kan lelden.
François Soubirous, die in een nabije molen werkt, wordt gevraagd om de oudste dochter,
Bernarde, het hof te maken.
Maar hij wordt verliefd op Louise, de jongste.
Hij krijgt haar hand en in januari 1843 wordt hun huwelijk ingezegend.
Het jonge paar installeert zich in de molen van de Castérots.
Op 7 januari 1844 brengt Louise een meisje ter wereld, Marie­Bernarde.
Twee dagen later wordt ze in de parochiekerk gedoopt.

Het kind wordt al gauw Bernadette genoemd.
Het vredige geluk van het jonge gezin wordt echter verstoord wanneer Louise in november een ketel kokend water over zich krijgt en haar borst ernstig verbrandt. Zij kan Bernadette niet meer voeden.
Na wat zoekwerk kan ze achttien maanden lang terecht bij een voedster, Marie Laguës in Bartrès.
In 1846 breidt de familie uit met Toinette. Twee jaar later verlaat weduwe Claire Castérot de molen, vanwege de toenemende spanningen met haar schoonzoon.
Ze gaat bij haar oudste dochter wonen. Vanaf die tijd beheert François de molen alleen.
Maar hij heeft weinig gevoel voor zaken doen en raakt in moeilijkheden.
Op 24 juni 1854 moeten de Soubirous, die de aflossing van de molen niet kunnen betalen, deze dan ook verlaten.
Zij pachten nu de Baudéan molen.
In 1855 eist de cholera achtendertig doden in Lourdes. Bernadette, niet sterk van gezondheid, houdt er een chronische bronchitis aan over. Claire Castérot overlijdt.
Met de magere erfenis kunnen de Soubirous het contract van de Baudéan-molen opzeggen en een andere huren, in Arcizac.
Maar het zijn slechte tijden voor de boeren: de oogsten mislukken. Dus is er ook weinig werk voor molenaars.
Erger nog: zoals op zoveel plaatsen heerst er in Lourdes hongersnood. Zonder werk en geruïneerd verhuist de familie Soubirous, ondertussen twee kinderen rijker, naar het "armzalig onderkomen" in het Rives-huis.
Om te overleven, moeten zij allemaal werk zoeken. François wordt dagloner, Loulse doet klusjes, de oudsten verzamelen botten en oud ijzer. Bernadette wordt dienster in het café van haar tante.
Als zij ook hier de huur niet meer kunnen betalen, worden ze ondergebracht in het "cachot", de vroegere gevangenis.
Eigenlijk is het een donker en ongezond huisje.
De negatieve spiraal blijft verder gaan: op 27 maart 1878 wordt François gearresteerd voor de diefstal van meel. Hij wordt echter onschuldig verklaard en acht dagen later vrijgelaten, maar kan geen werk meer vinden.
In september wordt Bernadette, om "een mondje minder te voeden te hebben" opnieuw bij haar vroegere voedster, in Bartrès geplaatst. Ze kan daar helpen bij het hoeden van de schapen.
Het leven is hard en Bernadette mist haar familie. Haar ouders besluiten haar naar Lourdes te laten terugkomen.
Op 21 januari 1858 keert zij terug in het cachot en gaat vanaf dan naar de school van de zusters van Nevers.

Op donderdag 11 februari 1858 was het vuur in de haard van het cachot uitgegaan. Bernadette, Toinette en een vriendin, Bauloume, gaan brandhout zoeken in het bos van Massabielle.
In de grot hier in de buurt merkt Bernadette een dame in het wit gekleed.
Op de terugweg vertelt ze dit aan haar zuster. Die heeft echter niets gezien, maar licht op haar beurt hun moeder in.
Boos verbiedt deze haar terug naar de grot te gaan.

Op zondag 14 februari keert Bernadette, met toestemming van haar vader, terug.
De Dame verschijnt voor een tweede keer. Het neiuws doet de ronde in Lourdes. Sommigen spreken van “carnavalsverhalen”. (17/2: Aswoensdag) Op donderdag 18 februari gaat Bernadette terug naar de grot.
Ze wordt vergezeld door Madame Milhet, waar moeder Louise soms voor werkt.
Op hun aanwijzingen, vraagt Bernadette aan de Dame om haar naam op te schrijven.
Maar deze glimlacht en antwoordt, voor de eerste keer in Bernadettes dialect: "Dat is niet nodig ... Wees zo goed om hier 15 dagen te komen ... Ik beloof niet je gelukkig te maken in deze wereld, maar in de andere".
In Lourdes praten de twee vrouwen erover.
Acht nieuwsgierigen wonen op 19 februari de vierde verschijning bij. De volgende dag zijn het er dertig.
Bernadette omschrijft de Verschijning als "aquero" In het dialect betekent het "dat".
Enkele dagen later, 21 februari, wordt Bernadette bij commissaris Jacomet geroepen, die haar aan een zwaar verhoor onderwerpt.
Hoewel hij het haar uitdrukkelijk verbiedt, keert ze op 23 februari terug naar de grot waar de verschijning zich opnieuw manifesteert.
Op 24 februari, tijdens de achtste verschijning zegt de Dame haar:"Doe boete", en vervolgens: "Bid God om de bekering van hen die zondigen".
Op donderdag 25 februari, bij de negende verschijning, vraagt de dame aan Bernadette: "Ga drinken bij de bron en was je daar" en "Eet wat van dat kruid daar". Bernadette graaft een gat dat zich met modderig water vult. Ze drinkt ervan.
Op 27 en 28 februari en op 1 maart is "aquero'" nog steeds in Massabielle waar nu een heldere bron stroomt. Bernadette krijgt nu een opdracht: "Zeg de priesters dat er hier een kapel gebouwd moet worden, waar men in processie naartoe moet komen".
Op 3 maart dringt de Dame nogmaals aan. Bernadette vertelt dit allemaal aan pastoor Peyramale. Maar deze twijfelt en vraagt om een teken: "Laat ze haar naam maar zeggen en ervoor zorgen dat de doornstruik van de grot gaat bloeien! ''.
Op donderdag 4 maart, de laatste van de vijftien dagen, zegt de Dame helemaal niets.
Pas op donderdag 25 maart, tijdens de zestiende verschijning, openbaart zij: "Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis." Bernadette rent, sterk onder de indruk, naar pastoor Peyramale om hem dit te vertellen.
Op 7 april wonen bijna duizend getuigen "het wonder van de kaars" bij.
Ondertussen hebben de autoriteiten de grot gebarricadeerd om een volkstoeloop te voorkomen.
Op 16 juli gaat Bernadette, incognito, naar de weide aan de overkant van de Gave, voor een achttiende en laatste ontmoeting met de Dame. Nog nooit was zij zo mooi", zegt zij over deze ontmoeting.

Op 28 juli 1858, gelast Monseigneur Laurence, bisschop van Tarbes, de oprichting van een onderzoekscommissie naar de gebeurtenissen in Lourdes Lourdes. Op 5 oktober 1858, laat keizer Napoleon III de barricades bij de grot weghalen.
De gelovigen stromen toe en er vinden steeds weer onverklaarbare genezingen plaats.
Om Bernadette te beschermen, laat pastoor Peyramale haar in juli 1860 opnemen in het pensionaat van het hospitium van de zusters.

Op 18 januari 1862, na vier jaren onderzoek, schrijft Monseigneur Laurence een herderlijke brief, waarin hij de verschijningen erkent.
Hij verklaart eveneens de zeven genezingen die tussen maart en november 1858 plaatsvonden als wonderbaarlijk.
De gezondheid van Bernadette gaat ondertussen zo achteruit, dat zij op 28 april het Heilige Oliesel krijgt toegediend. ZIJ herstelt snel.
Zij wil graag kloosterzuster worden, maar aarzelt over de keuze van een congregatie.
Op 4 april 1864 vindt waarbij Monseigneur Bernadette kan omwlll besluit ze bij de Zuster In april 1866 vraagt ze haar noviciaat aan.
Dit wordt aanvaard. Ondertussen wordt er flink gebouwd bij het heiligdom.
Op 21 mei is Bernadette aanwezig bij de Inwijding van de Crypte.
Op 3 juli, de avond voor haar vertrek naar Nevers, brengt ze een laatste bezoek aan de grot.
Ze brengt de avond door met haar familie in de Lacadé-molen.
Zaterdag 7 juli 1866 komt zij in het Sint- Gildard-klooster In Nevers aan.
Zondagmiddag vraagt moeder overste haar om "voor eens en voor altijd" aan de hele gemeenschap haar verhaal te doen over de verschijningen. Na deze laatste getuigenis, doet Bernadette er het zwijgen toe en begint haar opleiding.
Op zondag 29 juli neemt zij het habijt aan en krijgt de naam zuster Marie-Bernard.
Haar gezondheid gaat achteruit. 25 oktober 1866 is ze erg ziek en lijkt zij te zullen sterven.
Ze legt die dag een eerste gelofte af, de volgende op 30 oktober 1867.
Monseigneur Forcade, bisschop van Nevers geeft haar geen speciale taak, maar vraagt haar "veel te bidden".
In werkelijkheid wordt ze benoemd tot assistente van de vaste verpleegster.
Wanneer deze ziek wordt in 1870, leidt Bernadette gedurende twee jaar de ziekenzaal van het klooster.
Ze doet dit met toewijding en bekwaamheid. In 1873 moet zij het bed houden en ontvangt voor de derde maal het Heilig Oliesel.
Als ze weer beter is, wordt ze opnieuw als assistente op de ziekenzaal aangesteld.
Niet lang daarna wordt ze weer ziek en vanaf 1875 ligt ze als zware zieke in de ziekenzaal.
Ze zal niet meer zonder pijn zijn.
Op 28 maart 1879, als haar toestand verslechtert, wil men haar het laatste oliesel toedienen, maar ze weigert.
Er volgt nog een korte opleving. Op woensdag 16 april overlijdt Bernadette na een lange doodstrijd.
Zij wordt in 1925 zalig verklaard en daarop volgt in 1933 een heiligverklaring door paus Pius XI.

Bewerking van een tekst geschreven door Mark Kemseke coördinator voor de Nederlandstalige pelgrims te Lourdes

De laatste woorden van Bernadette opgetekend door de Joodse schrijver Franz Werfel in zijn boek 'Het Lied van Bernadette' zouden zijn:

"J' aime" ... Ik bemin!